Het was (g)een droom

Toen ik op donderdagmiddag na een reis van ruim tien uur de auto uitstapte zei ik (met enig gevoel voor drama) tegen Tuur: ‘Rij maar weer naar huis, mijn rug is kapot, die marathon gaat hem niet worden’. Ik voelde me intens verdrietig en wilde het liefst gewoon alleen zijn en even flink huilen. Wandelen lukte niet, ik bleef maar door mijn rug heen zakken. Het voelde hopeloos. 

Na een nachtje flink balen kon ik gelukkig de knop omzetten. Mijn rug voelde nog steeds dramatisch, maar ik was nu in Berlijn, ik kon in ieder geval mijn best doen er naar omstandigheden een gezellig weekend van te maken. Ik was hier met mijn man en kinderen, mijn zusje en haar vriend zouden later ook bij ons aansluiten, ik was niet alleen. Daarnaast heb ik een jaar lang naar dit weekend uitgekeken. Ook al zou ik zondag de marathon niet kunnen lopen, of slechts een gedeelte ervan, het zou zonde zijn om het hele weekend verdrietig te zijn. 

Hoewel ik in mijn hoofd al aan afscheid aan het nemen was van de marathon, deed ik toch de hele vrijdag oefeningen in de hoop dat mijn rug toch wat losser zou worden. Tuur masseerde mijn rug meerdere malen, wat meer als mishandeling dan massage voelde en iedere mogelijkheid die ik had gebruikte ik om mijn hamstrings te stretchen en mijn rug hol en bol te maken. Langzaam maar zeker werd mijn rug steeds iets soepeler. 

’s Avonds liep ik een kort rondje van vijf kilometer, gewoon om even te testen wat ik kon. Dat ging opvallend goed. OK, ik was blij als een stoplicht op rood sprong zodat ik even kon pauzeren, maar ik zag ineens een mogelijkheid om toch de marathon te lopen: hardlopen en wandelen afwisselen. Ik ging vrijdagavond met een stuk beter gevoel naar bed. 

Zaterdagochtend was mijn rug toch weer wat stijver, maar dat was te verwachten na een nacht met twee volwassenen en twee kinderen in een bed van een meter zestig. Tuur liet zijn handen weer even los op mijn rugspieren en ik deed wat stretch oefeningen. Ik merkte dat mijn rechterknie niet helemaal fris meer was en wat voelde ik nu aan de buitenkant van mijn linkerbovenbeen? Het zou vast niets zijn, toch?

Samen met Tuur en de kinderen liep ik een rondje van drie kilometer voor taart en koffie. Mijn knie irriteerde de eerste kilometers, maar dat werd gelukkig beter na een kilometer of twee. Op dat moment begon mijn linkerbovenbeen wel tegen te sputteren. Ik voelde kleine schokje door mijn been gaan en na afloop voelde mijn bovenbeen alsof er een kramp in zat. Ik probeerde het weg te masseren, maar heb het idee dat ik het daardoor alleen maar meer geïrriteerd heb. Alle hoop die ik gisteravond gekregen had voelde ik weer wegglijden. 

Ik had voor de nacht voorafgaand aan de marathon een extra hotelkamer geboekt. Dat kostte me meer geld dan me lief was, maar een avond en nacht rust leek me wel zo relaxt voor de marathon. Maar toen ik om zes uur ’s avonds na ons vroege pasta diner mijn eigen kamer binnenwandelde kon ik wel huilen. Waarom betaalde ik zoveel geld om zonder mijn gezin te zijn? Twee minuten geleden was ik nog gillend gek geworden omdat het veel te druk was in de kamer die ik met mijn gezin deelde en nu had ik tranen in mijn ogen omdat ik mijn gezin miste. Oh het moederschap, altijd vol tegenstrijdigheden. 

Ik besloot nog even naar de sauna te gaan, in de hoop dat de warmte ervoor zou zorgen dat mijn spieren wat tot rust kwamen. Voornamelijk die spier in mijn bovenbeen, want die voelde ik dus inmiddels continu. Zittend, liggend, lopend, staand… de warmte hielp – in ieder geval op korte termijn – niks. De moed zakte me in de schoenen…

Vijftien weken geleden raakte ik geblesseerd. De hele zomer heb ik wekelijks urenlang op de crosstrainer doorgebracht in een zweterige sportschool. Ik heb dertien keer bij de fysio op de bank gelegen. Ik heb maandenlang dagelijks oefeningen gedaan om mijn blessure de baas te worden. Tijdens mijn opbouw van het hardlopen heb ik pijntjes in mijn voet en knie gehad. Vijf weken geleden kon ik – na tien weken blessureleed – voor het eerst weer op asfalt hardlopen. Drie weken geleden had ik COVID. Een paar dagen geleden had ik ineens veel last van rugpijn, vanmorgen was het mijn knie en nu ga je me vertellen dat een spier in mijn linkerbovenbeen alsnog een stokje voor die marathon gaat steken. 

Aan zelfmedelijden geen gebrek.

Slapen ging niet al te goed. Ik heb ieder uur op de klok gezien en iedere keer als ik wakker werd voelde ik mijn bovenbeen. Ik probeerde mezelf te kalmeren, als ik de marathon niet zou finishen was dat ook geen ramp. Ik zou het gewoon gaan proberen en dan zouden we wel zien waar het schip zou stranden. Ik kon altijd nog wandelen. Ik mocht in de eerste wave – om kwart over negen – starten en de finish zou pas om kwart over vijf sluiten. Ik zou er in principe dus acht uur over kunnen doen. Dat gaf rust.

Om kwart over vijf ging mijn wekker. Ik dronk een koude koffie die ik de avond ervoor gezet had in onze andere kamer, mijn kamer had geen koffiezetapparaat. Erg lekker was het niet, maar ik was wel direct wakker. Ik trok mijn hardloopkleding aan en liep naar buiten voor een (zeer) kort rondje. Het was koud buiten en ik begon direct te twijfelen aan mijn race outfit. Was mijn korte broekje en crop top niet veel te koud? Was een lange broek niet slimmer met die tegensputterende bovenbeenspier? En als ik er echt acht uur over ga doen en veel ga wandelen dan is het wellicht ook fijner als ik me iets warmer kleed? 

Nee, ik moet nu niet op het laatste moment mijn plannen gaan wijzigen. Daar ga ik spijt van krijgen. Het lopen zelf ging trouwens wel lekker. Ik voelde mijn bovenbeen wel, maar het belemmerde mijn pas niet. Nu was dit natuurlijk slechts een mijl, dus echt honderd procent gerust was ik er toch niet op.

Weer terug in het hotel nam ik een heerlijke warme douche, deed ik mijn race outfit aan en terwijl ik kolfde probeerde ik zoveel mogelijk pannenkoeken weg te werken. Het werden vier pannenkoeken, ik had er meer willen eten maar het lukte me niet. De rest heb ik aangevuld met een energiedrankje (ook goed voor 40 gram koolhydraten) en ik heb een halve fles maple syrup op mijn pannenkoeken gedaan. Mijn buik had het zwaar, maar liever nu dan tijdens de wedstrijd. Ik nam nog een diareeremmer in de hoop problemen tijdens de wedstrijd te voorkomen. Tijd voor de finishing touches. Mijn haren vlechten, wat make-up op mijn gezicht en een flinke laag vaseline onder mijn sportbeha. 

Voordat ik naar de start vertrok verhuisde ik mijn spullen terug naar onze andere kamer. Elliot was net van bed gevallen en had een enorm ei op zijn voorhoofd. Oh, waarom ging ik in vredesnaam een marathon lopen als ik ook gewoon lekker de dag samen met mijn gezin kon besteden. OK, doe normaal Annemerel, ze kunnen echt wel een half dagje zonder jou. Na een dikke knuffel aan alle drie en twee zenuwenplasjes vertrok ik naar beneden. Daar moest ik wéér naar de WC. En je gelooft het niet, vijf minuten later op het station, moest ik weer. En je begrijpt, toen ik een kwartier later bij het startgebied was, was mijn blaas alweer volgelopen.

De rijen bij het startgebied waren dramatisch. Ik overdrijf niet als ik zeg dat er honderden mensen in de rij stonden voor een stuk of twaalf dixies. Ik besloot door te lopen in de hoop ergens een kortere rij te vinden. Eerst die tas maar eens afgeven, maar waar was in vredesnaam de tent waar ik mijn tas af kon leveren. Na een kleine zoektocht heb ik de tent uiteindelijk gevonden. Mijn lekkere warme joggingbroek uit, trainingsschoenen verwisselen voor wedstrijdschoenen, mijn gels in mijn zakjes, nog een keer alles checken en dan toch echt mijn tas inleveren.

Richting mijn startvak kom ik heel veel dixies tegen, maar de hoeveelheid mensen die in de rij voor die dixies staat is iedere keer weer astronomisch. Mijn blaas zit nu wel echt heel erg vol, niet gaan is geen optie, maar ik haat wachten. Ik krijg de zenuwen van wachten. Als ik bijna bij mijn startvak ben zie ik in een open veld tientallen mannen hun plas tegen een boom doen. Ik zie niemand die hier iets van zegt. Ik besluit… als deze wild plassende mannen niet worden aangesproken, dan mag ik hier als vrouw ook gewoon even op mijn hurken gaan. En zo geschiedde. Het was de langste plas uit de geschiedenis van lange plassen en mijn hurkzit werd aardig op de proef gesteld, maar het luchtte zo enorm op. Toen ik het veld afliep zag ik dat meer vrouwen mijn voorbeeld volgden. Altijd fijn om het goede voorbeeld te geven.

Een half uur voor de start stond ik in mijn startvak. Lekker vroeg, daar houd ik van. Vrijwel meteen kwam ik Siegfried tegen. Siegfried loopt op schema’s van Tuur en hoopte zijn PR van Rotterdam (3:18) te verbeteren. Fijn om mijn zenuwen met hem te kunnen delen. Positieve zenuwen. Ik had er op dit moment voornamelijk gewoon echt zin in, de spanning was langzaam van me afgevallen. Mijn bovenbeen voelde ik niet meer, mijn rug voelde ik niet, ik had het alleen verrekte koud. Het was op dat moment zeven graden. 

Om kwart over negen ging het startschot, een kleine vijf minuten later jog ik over startfinish. Ik start mijn horloge en begin te lopen. Na een paar honderd meter kijk ik op mijn horloge en zie ik 4’44 staan. Oeps, dat is het nadeel van in een snel startvak starten, je loopt mee met de rest. Ik sta in dit snelle startvak omdat ik mijn PR van 3.15.03 heb opgegeven. Dit heb ik zes jaar en twee kinderen geleden gelopen en is vandaag echt niet aan de orde. Ik had verder naar achteren kunnen starten, maar ik dacht, als ik nu direct om kwart over negen start ben ik er maar vanaf. En zo kwam het dus dat ik de eerste vijfhonderd meter met een pace van 4’44 per kilometer liep. 

Toen ik dit zag heb ik direct mijn tempo iets laten zakken, maar ik kwam de eerste kilometer alsnog door in 4’53. Nog steeds veel sneller dan mijn beoogde marathontempo (5’20). Ik liep zo ontzettend comfortabel en het was zo verschrikkelijk koud dat ik maar ‘te hard’ bleef lopen. 4’52, 4’45, 4’43, 4’47… dit tempo heb ik in trainingen niet gelopen. De laatste keer dat ik dit tempo liep was in mei, toen ik trainde voor de halve marathon. Dat is inmiddels meer dan twintig weken geleden. Ik bevond me dus op zeer onbekend terrein en was bang dat ik hier keihard voor gestraft zou gaan worden. Maar aan de andere kant, mijn hartslag was laag, mijn benen voelden goed, waarom zou ik nu de rem erop gooien als het echt zo makkelijk voelde?

Het tempo voelde dan misschien erg makkelijk, mijn hoofd had het op dat moment wel zwaar. Want hoe kon ik dit in vredesnaam nog zoveel kilometer volhouden? Dit is niet waar ik op getraind heb, dit kan ik toch helemaal niet? Zou ik straks finaal instorten? Wauw, een marathon is echt lang, ook al blijf ik in dit tempo doorlopen, dan moet ik toch nog zo’n drie uur doorlopen. Ik probeerde in de kilometer te blijven waar ik was en niet teveel na te denken over alle kilometers die nog zouden komen, na een paar kilometer lukte dat gelukkig. 

Op vijftien kilometer stond Tuur met de kinderen. Op twee kilometer had ik ze ook al gezien en ik keek er echt naar uit om ze op vijftien kilometer weer te zien. Tuur had een foto gestuurd van de plek waar hij precies stond dus ik wist exact waar ik moest kijken. Het was fijn om ze weer te zien, maar het was ook veel te snel weer voorbij. Ik had van te voren eigenlijk bedacht dat ik zou stoppen om Philippa en Elliot een knuffel te geven, ik ging immers niet voor een tijd maar hoopte heelhuids te finishen. Toch liep ik door, ik zat in zo’n lekker ritme en stoppen leek me ineens geen goed idee meer.

Het volgende punt waar ik mijn supporters weer zou zien was op 34 kilometer. 19 kilometer verderop dus. Oef, dat was mentaal wel een klein beetje zwaar, maar het lopen ging nog steeds heel lekker en ik vermaakte mezelf met mentale spelletjes. Zo leefde ik van half uur naar half uur door iedere dertig minuten een gelletje te nemen. Ik focuste me op de waterpunten om toch voldoende te blijven drinken, maar ook weer niet te veel want door de kou zweet je minder en is je blaas dus extra snel vol. Halverwege had ik een kick, want ik liep 1.41 en dat is precies wat ik twintig weken geleden tijdens de halve marathon in Leiden ook liep, toen ik super goed getraind was. Op 27 kilometer was de enige heuvel en was mijn doel om niet meer dan 10 seconden te verliezen en op 29 kilometer dacht ik dat het een leuk idee was om vanaf nu iedere kilometer over een van mijn twaalf marathons na te denken, om te beginnen Amsterdam 2012. 

Ondertussen was ik iets langzamer gaan lopen, maar ik lag nog steeds op schema om onder de 3:30u te lopen. En ik had zelfs een beetje speling. Dit is een tijd waar ik de afgelopen maanden niet eens aan gedacht had dat het nog mogelijk was. Op mijn beste dagen dacht ik aan een tijd an 3:45u, maar zelfs dat idee had ik deze week in de prullenbak gegooid. Starten, dat was mijn voornaamste doel. En als het even kon, ook nog finishen, maar dan wel zonder permanente schade. Je begrijpt, ik was redelijk euforisch dat het zo bizar goed ging. 

Lange tijd lag ik zelfs op koers om onder mijn Berlijn-PR van 3:26:51 te duiken. Maar net voorbij 34, waar ik Tuur en de kinderen voor de derde keer zag, kreeg ik buikpijn. Mijn tempo daalde direct drastisch en dat niet alleen, het zorgde er ook voor dat ik er gelijk een stuk minder plezier in had. Ik besloot niet te lang door te lopen met dit vervelende gevoel en de dichtstbijzijnde dixie op te zoeken. Die was helaas pas drie kilometer verder, op 38 kilometer. Een minuut heeft deze stop me gekost, maar ik voelde me hierna zoveel beter dat ik er geen spijt van heb, nu kon ik op een (enigszins) comfortabele manier naar de finish.

Mijn tempo ging direct weer (iets) omhoog en ik kon weer genieten. Ik besefte heel goed dat het bijna voorbij was, dat waar ik het afgelopen jaar zo naar uit heb gekeken en naartoe heb gewerkt, bijna afgesloten zou worden. Aan de ene kant kon de finish me niet snel genoeg komen, want mijn benen waren er op dit moment echt wel een klein beetje klaar mee, aan de andere kant kon dit moment me ook niet lang genoeg duren. 

Oh, daar is hij al, de Brandenburger Tor. Vanaf daar was het nog maar vierhonderd meter tot de finish. Met een beetje doorlopen zou ik nog onder de 3:29 kunnen finishen. Ik besloot nog een keer alles te geven en probeerde tegelijkertijd alles om me heen zo goed mogelijk in me op te nemen. Dit is het moment waar ik al zes jaar van droom, hier ben ik nu eindelijk, de finish van de Berlijn Marathon. Wauw, ik heb het gewoon gedaan. In een tijd… echt, in mijn stoutste dromen heb ik hier niet over nagedacht. 3:28:37. Ik kon het bijna niet geloven. Ik ben zo blij. Zo blij. 

Mijn benen zijn direct klaar. Waar ik na mijn dixie-stop bij 38 kilometer direct weer in het ritme kwam, zijn mijn benen op dit moment echt volledig volgelopen. Zwalkend wandel ik naar de medailles. Ontzettend gelukkig. Opgelucht. Blij. Trots. Alle positieve emoties die je je kunt bedenken, ik heb ze gevoeld. Ik FaceTime Tuur en de kinderen en voel me zo mogelijk nog gelukkiger. Afgelopen jaren heb ik vaak getwijfeld of het voor mij wel mogelijk was, moeder zijn van jonge kinderen en het lopen van een marathon, maar de aanhouder wint en vandaag hebben we gewonnen. 

We inderdaad, want ik heb dit allesbehalve alleen gedaan. Zonder Tuur had ik nooit zoveel tijd aan mijn trainingen kunnen besteden en als hij geen vertrouwen in mij gehad had, weet ik niet of ik dat wel in mezelf had gehad. Zonder de enthousiaste aanmoedigingen van Philippa, niet alleen vandaag maar voor en na iedere training, had ik er niet zoveel plezier in gehad. En Elliot? Tja, die kan nog niet zoveel, maar als ‘ie naar je lacht ontspan je vanzelf. En ontspanning is tijdens een marathon voorbereiding minstens zo belangrijk als inspanning. En dat eerste is voor mij een grotere uitdaging dan alle trainingen bij elkaar. 

Het was niet de makkelijkste zomer en ik heb me vaak afgevraagd waar dit in hemelsnaam allemaal goed voor was. Maar mijn antwoord heb ik inmiddels: deze overwinning smaakt door alle hobbels op de weg zoveel beter. Ik zou 29 september 2024 iedere week wel opnieuw willen beleven. 

Het was (g)een droom.

Dank voor het volgen, dank voor het lezen, dank voor alle positieve berichten in aanloop naar de marathon en na afloop.

Liefs,
Annemerel

Ben je enthousiast geworden van mijn hardloopverhalen en wil jij ook graag opbouwen naar een vijf of tien kilometer, of misschien zelfs wel een halve marathon? Via haveagood.run vind je meerdere opbouw trainingsprogramma’s, ik heb ze zelf afgelopen jaar allemaal gevolgd in voorbereiding op deze marathon.

Delen:

2 Reacties

  1. Jacqueline Bleijs
    oktober 28, 2024 / 15:45

    Jeetje annemerel ik ben apetrots op je, je doet het toch maar “gewoon”””. Goed gedaan en een grote pluim voor je gezin ..vind leuk weer even iets te lezen over je want het is niet uit het oog uit het hart, je blijft een apart plekje bij me hebben..dikkke kus en knuffel en neem heerlijk stuk taart met je mooie gezin, hebben jullie verdiend..

    • Annemerel
      Auteur
      oktober 28, 2024 / 16:35

      Lief! Hopelijk gaat alles ook goed met jullie!