Foto: Joyce Bongers
Baanwedstrijden. Ik heb er een haat-liefde verhouding mee. Het lijkt zo simpel, een X-aantal rondjes op de baan lopen. Qua parcours weet je precies wat je te wachten staat. Geen spontane heuveltjes of kasseien, gewoon vlakke rondjes van 400 meter. Maar juist omdat er zo weinig ‘externe factoren’ zijn die een PR in de weg kunnen zitten, is de drang om te presteren extra hoog. Plus, als je halverwege je wedstrijd stuk gaat, zal iedereen langs de kant hier getuige van zijn. Je wordt ingehaald, misschien zelfs wel ‘gedubbeld’ (je wordt op een rondje gezet) en als het echt heel zwaar wordt kan dat stemmetje met ‘ik kan ook uitstappen’ ook ineens opduiken. De kleedkamer is namelijk – in tegenstelling bij de meeste wegwedstrijden – op ieder moment van de wedstrijd redelijk dichtbij. Vlak voor een wedstrijd (en vaak ook tijdens de laatste rondjes van een wedstrijd) denk ik, dit doe ik nooit meer. Maar in de auto naar huis fantaseer ik vaak alweer over mijn volgende poging. Lijkt het jou ook wel wat om eens een wedstrijd op de baan te lopen? Dit moet je weten.