Toen ik net achttien was viel er een brief bij mijn ouders op de mat, gericht aan ondergetekende. Of ik wilde laten weten of ik donor zou willen worden. Hoewel ik altijd van de daken schreeuwde dat ik dus écht wel donor zou worden, greep die brief me naar de keel. Gatverdamme. Ik wil nog helemaal niet dood. Gelukkig was er op dat moment geen enkele indicatie dat ik wel snel zou komen te overlijden, maar het idee dat ik daar over na moest denken, het maakte me ziek. Dus negeerde ik die brief. En iedere donorweek deed ik mijn slaapmasker op. Ik wilde het niet horen, ik wilde er niet over nadenken.