Nog voordat Tuur en ik onze reis naar Valencia volledig geboekt hadden, hadden we ons ingeschreven voor de Valencia 15K. Volgens mij heb ik het alleen mijn ouders verteld, maar die vertel ik zoveel, dat ik betwijfel of ze zondagochtend wisten dat ik een wedstrijd zou gaan lopen. De enige die zondagochtend wist dat ik aan de start van een wedstrijd stond, dat waren Tuur en ik.
Tuur was afgelopen week ziek. 39 graden koorts, bibberen en zweten tegelijk ziek. Nadat de koorts zijn lichaam verlaten had, werd hij achtergelaten met de kriebelhoest. Een hoest die vooral tijdens het hardlopen en ’s nachts in bed om de hoek kwam kijken. Maar hij was al lang blij dat hij niet ziek meer was. Ik voelde me ook een paar dagen vrij slapjes, maar had alleen wat verhoging en een zwaar gevoel op mijn borst. Voor mijn ademhalingsproblemen kon ik gelukkig medicijnen krijgen. Op de ochtend van de wedstrijd had ik alleen nog last van een loopneus, maar dat is in mijn ogen alles beter dan een verstopte neus.
Ik maakte me geen illusies over de wedstrijd. Daarnaast had ik nog nooit een 15 kilometer wedstrijd gelopen, dus ik had weinig vergelijkingsmateriaal. Toen ik me inschreef voor de wedstrijd was ik van plan om op mijn beoogde halve marathontempo te lopen (4’15, ik heb vorig jaar mei 4’17 een halve marathon lang gelopen), maar de afgelopen weken voelde ik me niet fit en ik schreef afgelopen week zelfs – ietwat dramatisch, vergeef me, ik voelde me op dat moment echt niet fit – dat ik tempo nu echt los zou gaan laten. Mijn doel voor de wedstrijd werd dus vooral ‘lekker’ lopen.
Wedstrijddag
Zondagochtend ging om half zes de wekker, drieënhalf uur voor de start van de wedstrijd. Ik draaide me nog een keer om, wie staat er nu al om half zes op op een zondag, als de wedstrijd toch nergens om gaat? Een half uur later stond ik buiten in mijn hardloopkleding, om rustig los te lopen. Het voelde als slaapwandelen. Toch genoot ik er van, het heeft iets magisch om op zondagochtend door een stad hard te lopen als de meeste mensen nog liggen te slapen en het voor de mensen die wel op straat zijn, nog zaterdag is. Na drie kilometer drukte ik mijn horloge uit voor de deur van ons appartement. Ik nam een snelle douche terwijl Tuur de appels voor de havermout schilde. Afgelopen jaren at ik vaak pannenkoeken voor een wedstrijd, maar de laatste tijd (of eigenlijk al bijna twee jaar lang) krijg ik kokhalsneigingen als ik ’s ochtends voor een wedstrijd pannenkoeken eet. Ik ben daarom maar weer overgestapt op havermout en dat werkt eigenlijk best goed.
Onbetrouwbaar
Om kwart over acht dribbelen Tuur en ik naar de start, drie kilometer van ons appartement. Een mooie manier om warm te lopen voor de wedstrijd. Mijn benen voelen zwaar en ik kan me nog niet voorstellen hoe ik straks 15 kilometer moet hardlopen. Hier maak ik me verder geen zorgen over, want als ik de afgelopen twee jaar een ding geleerd heb, dan is het om nooit je benen te vertrouwen tijdens het inlopen. Ik heb zo vaak gehad dat mijn lichaam zwaar en ellendig voelde tijdens het inlopen en dat het dan tijdens de wedstrijd eigenlijk best wel lekker ging, dat ik me inmiddels meer zorgen maak als mijn benen wél goed voelen tijdens het inlopen.
Spanje vs Nederland
Wedstrijdjes in Spanje vind ik een stuk relaxter dan wedstrijdjes in Nederland. Ik heb nu vier keer aan de start gestaan bij een Spaanse wedstrijd (Valencia Ladies Run (2018), Malaga Marathon (2018), Malaga Halve Marathon (2019) en wat ik me vooral kan herinneren is dat niemand loopt te dringen in een startvak en dat mensen lachen, in plaats van gespannen blikken delen. De muziek (popmuziek uit de jaren ’80) staat loeiend hard en uit alle windrichtingen komen mensen aangelopen. Wat niets verschilt met Nederlandse hardloopwedstrijden… de rij voor de dixi’s. Die is weer zo lang dat ik besluit het drukkende gevoel op mijn blaas te negeren.
De eerste 5
Wanneer het startschot klinkt schiet iedereen weg. Ik denk, ik ga niet mee, eigen tempo lopen, mezelf niet in de eerste kilometer al over de kop lopen… voor mijn gevoel jog ik die eerste 500 meter, maar als ik een blik op mijn horloge werp zie ik dat ik met een gemiddelde van 3’51 gelopen heb. Ai, dat is echt veel te hard en als ik dit tempo blijf lopen dan haal ik het eerste kilometerpunt waarschijnlijk niet eens. Echt gas terugnemen dus. Het lukt, ik vind een lekker ritme en dat ritme is een tempo van 4’15. Ik weet dat ik dit tempo geen 15 kilometer lang volhoud, dit tempo kan ik in een training met moeite in blokjes van 3 minuten volhouden. Ik besluit daarom om – net als in Apeldoorn – de wedstrijd in blokken van vijf kilometer te lopen. Het eerste blok op halve marathontempo, dan een blok op marathontempo en dan – als het er nog in zit – nog een blok op halve marathontempo. Het eerste blok klok ik 21:13. (21:15 is 4’15-tempo)
Change of plans
OK. Tempo laten zakken, chill… oef… maar het asfalt lijkt hier wel iets naar beneden te lopen. Mijn benen willen harder. OK. Laat ik hier maar even van profiteren, dan kan ik straks nog harder chillen en toch nog op een vijf kilometer in 22:30 uitkomen. Maar ook kilometer 7 gaat nog hard en kilometer 8 ook. OK. Nieuw doel: onder de 42:30 op de 10 kilometer doorkomen en daarna uitlopen naar de finish. Het lukt! Ik kom op de 10 kilometer door in 42:19 (gemiddelde pace 4’14). Even ter vergelijking: in Maassluis precies vier weken geleden, liep ik de 10 in 43:54 (gemiddelde pace 4’23). De omstandigheden waren toen wel veel minder goed, maar toch… dit is een 15 kilometer wedstrijd. De finish is nog niet in zicht…
Uitlopen
Kilometer 11, 12 en 13 zijn mijn benen er wel echt een beetje klaar mee. Ze hebben duidelijk al lang niet meer zo lang op dit tempo gelopen. De kilometertijden lopen op, maar het maakt niet uit, want ik heb mezelf al genoeg verbaasd met die snelle tijd op de 10 kilometer. Toch zet ik in de laatste 2 kilometer nog een klein beetje aan, ik heb heus nog wel wát over, maar het is makkelijker om diep te graven op het moment dat je nog maar 2 kilometer hoeft te lopen, dan wanneer je nog 5 kilometer ‘moet’. In 1.04:01 (gemiddelde pace 4’16 per kilometer) kom ik over de finish. Verrast, dat ik ondanks dat ik nooit lange tempoblokken op dit tempo loop, ik dit tempo toch ruim een uur kan volhouden.
Vertrouwen
En nu? Nu heb ik weer een beetje extra vertrouwen. Hopelijk kan ik dit vertrouwen oproepen op het moment dat ik me weer een keertje niet zo fit voel, dat ik dan terug kan denken aan deze wedstrijd. Zo van, ‘weet je nog die keer dat je wekenlang slecht trainde, je steeds ziek voelde en dat je toch een snelle wedstrijd kon lopen’. Moet toegeven dat het na zo’n snelle en fijne wedstrijd wel weer extra moeilijk is om toch niet weer in een web van gedachten over tijden verstrikt te raken. Ik probeer mezelf daarvoor te behoeden, want ik weet dat het alleen maar frustratie oplevert op momenten dat het niet zo lekker gaat. Gewoon, iedere dag doen wat ik kan doen en dan op marathondag weer, doen wat ik kan doen (maar dan niet de eerste 10 in 42:19 lopen, want daar zal ik op zo’n afstand niet ongestraft vanaf komen).
Liefs,
Annemerel
P.S. Tuur liep ruim tien minuten sneller, maar werd tijdens het lopen helaas wel gehinderd door zijn hoest. Hij had gehoopt sneller te lopen, maar was blij dat hij dit ondanks de omstandigheden toch nog kon.
Super goed gedaan! Fijn dat het zo lekker ging :)
Leuk om te lezen! En knap dat je zo hard gelopen hebt!